• De overgang geherwaardeerd?

    In het kader van de herwaardering van de treinbestuurders heeft de directie een aantal denkpistes voorgesteld om de productiviteit van het besturingspersoneel nog verder te verhogen. Dat de directie daardoor voorbijgaat aan de definitie van het begrip ‘herwaardering’ laten we even terzijde. Eén van deze pistes heeft betrekking op de overgangen. Men beweert immers dat machinisten op jaarbasis te weinig uren presteren.

    De OVS heeft de afgelopen weken een groot aantal reeksen van depots verspreid over heel het land grondig geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat men in een overgrote meerderheid van de reeksen overuren presteert als men het normale reeksverloop volgt. Deze overuren kunnen dan weggewerkt worden in de buitenreeksperiode door ofwel een aantal korte diensten, ofwel één of meerdere overgangen in te plannen.

    Deze werkwijze is zelfs voordelig voor de NMBS aangezien overuren op kwartaalbasis vergoed worden aan 150%, terwijl een overgang steeds maar voor 7,6 gewerkte uren telt, ongeacht of het personeelslid in kwestie overuren heeft of niet.

    Elk voorstel om aan de overgangen te sleutelen, hetzij door het versoepelen van de toekenningsvoorwaarden van een gewone dienst of een rust- of compensatiedag, hetzij door het vervangen van bepaalde overgangen door een halve overgang en een halve CX, is dus bij voorbaat onaanvaardbaar.

    Tegelijk met het voorstel omtrent de overgangen wordt voorgesteld om de gemiddelde duur per prestatie op te trekken naar 8u15. Tevens wordt voorgesteld om ook bij meer dan zeven overuren deze standaard uit te betalen in plaats van een compenserende rustdag toe te kennen. Aan de ironie om enerzijds te stellen dat de machinisten te weinig uren presteren, en anderzijds de modaliteiten om het uitbetalen van overuren te versoepelen, gaan we even voorbij.

    Maken we de optelsom van deze voorstellen, dan is het ons duidelijk dat directie hiermee structureel overwerk -weliswaar betaald- bij het besturingspersoneel beoogt. Dit vanzelfsprekend met als doel om met hetzelfde aantal machinisten meer treinen te doen rijden.

    Daarbij herinneren we er ook nog maar eens aan dat nog maar in 2016 al twee vrije dagen werden ingeleverd, met goedkeuring van de EO’s, waardoor dit voorstel alweer een aanslag zou betekenen op de nu reeds precaire balans tussen werk en privé.

  • Agressie alweer in stijgende lijn

    In 2017 werden 1.165 gevallen van agressie tegenover personeelsleden van de NMBS genoteerd, tegenover 1.051 in 2016. Een forse stijging met 11 procent. Het werkelijke aantal ligt evenwel nog fors hoger. Veel personeelsleden doen niet eens meer de moeite om elk incident te melden, aangezien ze keer op keer ondervinden dat meldingen weinig of niets uithalen.

    Het zijn vooral de treinbegeleiders die te maken krijgen met agressie. De belangrijkste oorzaken daarvan zijn discussies over vervoersbewijzen, en treinreizigers die nog willen instappen door de laatste deur nadat het vertrek van de trein reeds gegeven is.

    Net om deze twee zaken aan te pakken werkt de NMBS momenteel aan een aantal maatregelen die dit jaar nog worden ingevoerd, zoals een nieuwe vertrekprocedure met de laatste deur gesloten. Nog volgens de NMBS zal de verkoop en het gebruik van een aantal vervoerbewijzen dit jaar nog worden aangepast. Hoe die aanpassing er zal uitzien is koffiedik kijken.

    In 2012 werd een “anti-agressieplan” voorgesteld dat zou focussen op een betere opleiding van de treinbegeleiders en meer repressieve maatregelen door betere samenwerking met politie en gerecht. Daar lijkt echter weinig van te zijn terechtgekomen. Uit cijfers die Kamerlid Barbara Pas (VB) einde 2017 opvroeg bij minister van Mobiliteit François Bellot (MR), bleek dat in 2016 837 gevallen van agressie tegen het begeleidingspersoneel werden opgetekend, waaronder 135 gevallen van slagen en verwondingen, en 211 lichte geweldplegingen. Hoewel in 333 van de gevallen (40%) de daders werden gevat, werd slechts bij 17 feiten effectief tot vervolging met burgerlijke partijstelling overgegaan. Blijkbaar stelt de NMBS zich enkel maar burgerlijke partij, als ook het slachtoffer dat doet.

    Daarnaast zouden de veiligheidsagenten van Securail op een aantal gevoelige trajecten extra preventief patrouilleren en zou nauwgezet samengewerkt worden met de ordediensten.

    Waar men dit personeel zou halen, werd niet vermeld. Er is een voortdurende tekort dat maar niet aangevuld raakt, waardoor de beschikbaarheid van de interventieploegen van Securail vaak ondermaats is. De NMBS mag dan wel aandringen op bijkomend personeel maar het is HR-RAIL die bevoegd is voor de aanwervingen!

    Het is de mening van de OVS dat zolang de overgrote meerderheid van de agressies onbestraft blijven, zelfs als de dader gekend is, zolang het aantal ploegen van Securail niet gevoelig wordt verhoogd en zolang ook op risicolijnen er vaak maar één treinbegeleider aanwezig is, zal agressie nooit van onze treinen gebannen kunnen worden.

  • Het overlegmodel is morsdood… Professionele ongeschiktheid eenzijdig doorgedrukt

    Sinds 1 maart is een nieuwe reglementering in voege op basis waarvan een personeelslid professioneel ongeschikt verklaard kan worden voor zijn functie. Een zoveelste afbraak van de zekerheid verbonden aan statutaire tewerkstelling, die door de directie éénzijdig werd doorgedrukt zonder tweederdemeerderheid in de Nationaal Paritair Comité.

    Om uit te leggen wie professioneel ongeschikt kan worden verklaard, stelt het bericht drie situaties als voorbeeld.

    • Je beschikt niet meer over de nodige geldige documenten noodzakelijk om je werk uit te voeren, zoals je brevet (ook bij hercertificatie!), rijbewijs of identificatiekaart.
    • Je werd overgeplaatst naar een werkzetel waar je niet over de nodige competenties beschikt om het werk uit te voeren.
    • Je krijgt, over een periode van 6 maanden, twee negatieve beoordelingen van je onmiddellijke chef, waarin de motivatie luidt dat je je functie niet langer op een correcte en volledige manier kan uitvoeren. Vervolgens wordt een verbeteringstraject opgelegd waaraan de werknemer binnen een bepaalde termijn moet voldoen.

    De gevolgen voor iemand die in deze situatie verzeild raakt, zijn ver strekkend. Onder meer volgende maatregelen zullen worden genomen:

    • De premies verbonden aan de functie worden beperkt tot 50
    • Het personeelslid wordt ingezet in het belang van de maatschappij, desnoods via de centrale diensten. Dit kan gepaard gaan met een verlies van werkzetel.
    • Er is geen overplaatsing op vraag meer mogelijk.

    De vage manier waarop één en ander is omschreven, opent naar onze mening de deur voor misbruik en willekeur. Wat moeten we bijvoorbeeld precies verstaan onder “op een correcte en volledige manier zijn job uitvoeren”? Welke inbreuken kunnen aanleiding geven tot professionele ongeschiktheid? Een klein foutje in de communicatieprocedure tussen verkeersleiding en een treinbestuurder? Een treinbegeleider die te weinig tickets verkoopt? Een treinbestuurder die een aantal puntingen mist?

    Tal van verdere vragen werpen zich op. Kan men terug professioneel geschikt worden verklaard? Dit is immers niet beschreven in het bericht. Welke verweermogelijkheden heeft het personeelslid om zich te verweren tegen een negatieve beoordeling door de onmiddellijke chef? Behoudt men het basisloon bij professionele ongeschiktheid?

    De OVS is hoe dan ook verbijsterd dat reglementering die een dusdanig grote impact heeft op de manier waarop het personeelslid binnen de maatschappij wordt tewerkgesteld, agressief en zonder tweederdemeerderheid door het nationaal paritair comité wordt gesleurd. Zelfs als dit -zoals de maatschappij lijkt aan te nemen- technisch mogelijk is, dan getuigt dit van een totaal gebrek aan respect voor het overlegmodel.

    Als dit zonder al te veel amok kan passeren, gaat men dan het statuut verder blijven uitkleden tot enkel nog maar een lege doos overblijft? We kunnen dan ook niet anders dan concluderen dat het overlegmodel op 1 maart klinisch dood werd verklaard.

  • Traumatische ervaring nà ongeval…

    Eén van onze afgevaardigden was ervan getuige hoe een bestuurder die betrokken was bij een persoonsongeval onder druk gezet werd door een politieagent om onmiddellijk na de feiten een verklaring af te leggen, dit terwijl de bestuurder duidelijk aangaf nood te hebben aan een vertrouwenspersoon of API.

    De betrokken agent bleef aandringen, er daarbij veelvuldig op wijzend dat de bestuurder zich zou onttrekken aan een direct bevel van de procureur, wat mogelijk strafrechtelijke gevolgen zou hebben, en waardoor hij ook beschouwd zou worden als een verdachte in plaats van als getuige.
    Een en ander heeft ertoe geleidt dat de bestuurder om medische bijstand heeft verzocht.

    Aangezien dit incident redelijk wat commotie teweegbracht onder de bestuurders, werden vanuit de OVS volgende vragen voorgelegd aan het CPBW van de betrokken TCT:

    1. In hoeverre dient de (spoorweg)politie rekening te houden met de emotionele toestand van de bestuurder vooraleer na een potentieel traumatische ervaring een verhoor afgenomen kan/mag worden?
    2. In hoeverre is het recht op bijstand van een vertrouwenspersoon of API bij het afleggen van een verklaring absoluut? Kan de (spoorweg)politie eisen dat onmiddellijk een verhoor wordt afgenomen als de emotionele toestand van de bestuurder dit niet toelaat?
    3. Kunnen er strafrechtelijke gevolgen zijn voor een treinbestuurder die na een potentieel traumatische ervaring stelt dat zijn emotionele gesteldheid de bijstand van een API vereist, en op basis hiervan weigert om onmiddellijk een verhoor te laten afnemen?

    Het standpunt van de OVS in deze is duidelijk. Een personeelslid dient alle mogelijke medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten na een ongeval, maar pas wanneer zijn emotionele gesteldheid het toelaat.

    Een personeelslid dat betrokken is bij een potentieel traumatische ervaring dient in de allereerste plaats steeds beschouwd te worden als een slachtoffer, vervolgens als een getuige en nooit als een verdachte.

  • Personeelsparking Leuven, een drama!

    Een afwatering van de parking is er niet of nauwelijks zodat het water niet wordt afgevoerd. Bij vriesweer, zoals we begin van maart gekend hebben, is het één grote ijsbaan. Strooien gebeurt er nauwelijks en, als men het toch doet, is het te laat of onvoldoende.

    Een werknemer is uitgegleden. Ongeval op het werk dus en daar zouden lessen moeten uit getrokken worden maar blijkbaar heeft men daar geen oren naar en blijft alles zoals het was.

    De OVS heeft een driekoppig team aangeduid dat een dossier zal samenstellen. Binnenkort meer daarover!

  • TUSSENKOMST: Neutralisatie treinbegeleiders zonder brevet SELOR

    TUSSENKOMST

    Aan De heer HAUTEKIET Directeur-generaal HR-RAIL

    Betreft: Neutralisatie treinbegeleiders zonder brevet SELOR.

    Brussel, 6 maart 2018

    Sinds januari 2018 kunnen aangeworven treinbegeleiders die niet het SELOR-tweetaligheidsdiploma hebben, geen overplaatsing meer krijgen, zelfs niet als ze in alle professionele modules zijn geslaagd.

    In tegenstelling tot alle andere personeelscategorieën ontvangen treinbedienden geen toewijzingen wanneer ze worden aangenomen, maar worden ze “tijdelijk” ondergebracht bij het management van B-TR3. Ze worden pas benoemd op een werkzetel kort voor hun laatste professionele test (expert).

    Bedienden worden aldus tewerkgesteld in werkzetels ver van hun woonplaats zonder dat ze hierom hebben gevraagd en dit, volgens onze analyse, in tegenspraak met de voorschriften van RGPS bundel 543.

    In een dergelijke context kan het slagen voor de laatste beroepsproef negatief worden beïnvloed (gebrek aan tijd voor het zoeken naar huisvesting of andere oplossingen om toekomstige onregelmatige diensten -lees demotivatie- te verzekeren).

    Om zulke toestanden te vermijden verzoeken we u om de betrokken treinbegeleiders toe te laten een overplaatsing te vragen zodra ze geslaagd zijn in de expertmodule, en te overwegen om bij toekomstige aanwervingen een werkzetel aan te duiden van zodra ze de NMBS binnenkomen.

    Kunt u dit analyseren en ons adviseren over uw conclusies?

    Wij danken u bij voorbaat.

    (vertaling)

    Antwoord

    Brussel 15/03/2018

    Betreft: neutralisatie treinbegeleiders niet in bezit van brevet SELOR.

    Mijnheer de Voorzitter,

    Uw brief van 6 maart 2018 heeft mijn gehele aandacht weerhouden.

    Het is juist dat, om geregulariseerd te worden, de treinbegeleiders als tweetalig moeten erkend worden door Selor. Zo lang ze niet in het bezit zijn van certificaten met betrekking op tweetaligheid, blijven zij in stage of op proef. Trouwens, het nieuw reglement voor overplaatsing, gepubliceerd met bericht 12 H-HR/2018, voorziet inderdaad dat een bediende in stage of op proef geen overplaatsing mag bekomen op aanvraag. Het gaat om een algemeen principe.

    In elk geval is de toestand van de begeleiders speciaal. Zij worden aangeworven in een vormingcentrum en worden vervolgens aangeduid voor een depot die noodzakelijkerwijze niet overeenstemt  met wat zij verwachtten.

    Om aan dit probleem te verhelpen is beslist volgende maatregelen aan te nemen.

    Gedurende de periode van vorming mogen de begeleiders een aanvraag tot overplaatsing indienen voor een werkzetel naar hun keuze. In de mate van het mogelijke zal directie B-TR rekening houden met deze keuze.

    Als, na de vormingsperiode, de bediende aangeduid wordt voor deze werkzetel naar keuze zal hij voor een periode 4 jaar geneutraliseerd worden. (Staat gelijk met een overplaatsing op aanvraag).

    Als hij aangeduid wordt voor een andere werkzetel zal hij er niet geneutraliseerd worden en kan hij een overplaatsing op aanvraag bekomen voor een werkzetel naar keuze. Zoals hiervoor gepreciseerd zal hij nochtans moeten wachten tot zijn regularisatie.

    Zoals u kunt vaststellen is het reglement voor overplaatsing al toegepast met een zekere souplesse voor het treinbegeleidingspersoneel.

    Wil aanvaarden ……..

    Paul Hautekiet.

    (vertaling)

  • TREINBEGELEIDERS VERANTWOORDELIJK VOOR SLECHTE STIPTHEIDSCIJFERS!

    De hiernaast gepubliceerde communicatie naar het personeel toe werd ondertekend door een eerste inspecteur. De boodschap is overduidelijk: als de treinen niet volgens het boekje rijden, dan dient de oorzaak hiervoor gezocht te worden bij het personeel! Nog volgens dit schrijven zou Dutordoir achter deze boodschap staan.

    Moeten we beschouwingen als “Ik wil duidelijk zijn, zoals ik steeds ben geweest, als de zachte methode niet snel vruchten oplevert zal een dwangmethode gebruikt worden.” lezen als een oorlogsverklaring naar het personeel toe, meerbepaald de treinbegeleiders die “…moeten hun rol spelen en we zullen erop toezien.”

    Langs de andere kant is hij heel voorzichtig met de treinbestuurders en het personeel op de seinhuizen want hij vernoemt dit personeel niet. Via de sociale media vernemen we ondertussen dat deze nota in verschillende depots uit de orderboeken is verwijderd, en dat onze CEO aangegeven heeft aan een treinbegeleider die deze brief aan de kaak stelde, dat er op het gebied van communicatie nog veel werk aan de winkel is.

  • Herwaardering treinbestuurders, stand van zaken!

    Hoewel de gesprekken nog aan de gang zijn, kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de directie de herwaardering van het beroep van treinbestuurder niet ernstig neemt. Om redenen die ons ontgaan heeft de NMBS gekozen voor een piste waarbij wekelijks voorstellen op tafel gelegd worden, dit nu al vijf weken lang.

    Hoewel we ons moeten baseren op de informatie die via de sociale media breed gelekt wordt, lijkt erop dat er tot op heden weinig of niets is voorgelegd wat een wezenlijk verschil zal uitmaken voor de treinbestuurders, laat staan wat de uitstroom naar privé-operatoren zal kunnen doen opdrogen.

    Voorstellen als een jas die slechts voor de helft zelf betaald moet worden, een nog even complex premiestelsel waarbij een aantal bestuurders er zelf op zouden achteruitgaan, of het investeren van 10% van de besparingen door economisch rijden in de inrichting van depots, microgolfovens en dergelijke meer (volgens ons per definitie een plicht van elke onderneming), kunnen we bezwaarlijk ernstig nemen.

    Het voorstel om na 12 jaar ranganciënniteit in plaats van 18 jaar dienstanciënniteit van loonschaal 580 naar 585 over te gaan, de zogenaamde ‘grote opslag’, houdt geen onmiddellijke verbetering in voor een groot deel van de machinisten, en is alweer een mes in de rug van bestuurders die destijds als aspirant-TB zijn betaald, maar toch pas na 18 jaar hun grote opslag kregen.

    We twijfelen er niet aan dat de EO’s, naar goede gewoonte zijn de aangenomen organisaties niet welkom aan de onderhandelingstafel, deze voorstellen zullen verwerpen. Er werd immers op voorhand aangegeven dat elk voorstel breed aan de achterban zou worden voorgelegd, en deze verwerpt wat nu op tafel ligt quasi unaniem.

    We roepen de directie dan ook op om met realistische voorstellen te komen. Voorstellen gebaseerd op de verschillende eisenbundels die werden voorgelegd. Voorstellen die niet het behoud van het status quo tot doel lijken te hebben, maar die leiden tot een substantiële herwaardering van het beroep van treinbestuurder. Niet enkel op financieel gebied, maar ook op het vlak van werkorganisatie, werkzekerheid en loonbehoud in geval van medische ongeschiktheid.

  • Infrabel: De reglementering ontspoort

    Op vraag van het personeel wordt de reglementering bij Infrabel nog maar om de zes maanden aangepast. Ondanks deze evolutie worden er tussentijds constant nota’s, omzendbrieven en mails ter toelichting verstuurd die de bestaande reglementering moeten bijsturen of verduidelijken.
    Hierdoor lijkt het alsof er in wezen helemaal niets veranderd is. De constante veranderingen blijven het personeel achtervolgen, waardoor uiteindelijk nog maar een handvol medewerkers op het juiste spoor zit, en de rest op een dwaalspoor.
    Combineer dit met de nog steeds ten top gedreven controles, en het lijkt onafwendbaar dat op termijn een aanzienlijk deel van het personeel op het bijsturingsbankje geposteerd zal moeten worden, met een nog nijpender tekort op de werkvloer tot gevolg. Hoe ver kan men gaan voor het vat barst?

  • Uitgelegd! Dienstanciënnicteit, graadanciënniteit, schaalanciënniteit….

    Bij de NMBS is het begrip ‘anciënniteit’ een vlag die vele ladingen kan dekken. We kennen niet minder dan vier verschillende soorten anciënniteit, die elk een invloed kunnen hebben op de verloning, overplaatsing of bij de rangschikking
    voor bepaalde proeven.

    DIENSTANCIËNNITEIT is het aantal jaren dat je gewerkt hebt bij de NMBS, zowel als contractueel of als statutair. Er wordt niet afgerond per semester. Je hebt dus altijd een bepaald aantal jaren, maanden en dagen anciënniteit. Deze anciënniteit is vooral van belang voor bepaalde opslagen voorzien in de barema’s

    GRAADANCIËNNITEIT is het aantal jaren dat je als statutair hebt gewerkt in een bepaalde graad. Deze wordt ook uitgedrukt in aantal jaren, maanden en dagen, maar hier wordt wel “afgerond”. Valt de begindatum in een graad in de eerste maand van het semester dan telt deze semester mee. Valt je begindatum in een andere maand van het semester, dan begint je graadanciënniteit pas te lopen vanaf het volgende semester.

    De graadanciënniteit is van belang bij bepaalde opslagen voorzien in de barema’s en voor overplaatsingen

    SCHAALANCIËNNITEIT wordt gebruikt om te bepalen volgens hoeveel jaar anciënniteit je verloond wordt in de loonschaal waarin je je bevindt. Ze begint te lopen vanaf de indienstneming door HR-rail, en dit zowel bij contractuele als statutaire tewerkstelling.

    De schaalanciënniteit wordt uitgedrukt in jaren, maanden en dagen, en wordt ook afgerond. Valt je indienstneming in de eerste maand van het semester, dan telt heel deze semester mee. In de overige maanden begint de teller pas te lopen vanaf het volgende semester.

    “De begindatum vanaf dewelke de schaalanciënniteit berekend wordt, kan vervroegd worden indien je gelijksoortige ervaring in een andere firma erkend wordt.”

    STATUTAIRE ANCIËNNITEIT is het aantal, jaren, maanden en dagen dat je gewerkt hebt als statutair personeelslid. Deze anciënniteit dient voornamelijk om mee de rangschikking te bepalen bij bepaalde proeven.

    Wat betreft de verloning zijn de dienstanciënniteit of graadanciënniteit van belang om te bepalen wanneer je automatisch naar een hogere baremaschaal gaat. Dat verschilt van functie tot functie. Een treinbestuurder gaat bijvoorbeeld na 18 jaar dienstanciënniteit van schaal 580 naar schaal 585. Een treinbegeleider gaat na 12 jaar graadanciënniteit naar schaal 565

    Bij overplaatsingen geldt enkel de graadanciënniteit en niet dienstanciënniteit of schaalanciënniteit.

    Zoals gewoonlijk maken enkele voorbeelden één en ander veel duidelijker:

    • Een bestuurder rangeringen, in dienst genomen op 01/01/2000, heeft een dienstanciënniteit van 18 jaar. Als hij treinbestuurder wordt op 01/01/2018, zal hij direct naar schaal 585 gaan (hij heeft immers 18 jaar dienst), met 18 jaar schaalanciënniteit. In dit geval is de dienstanciënniteit dezelfde als de schaalanciënniteit.
    • Een treinbestuurder, aangeworven op 01/01/2002, heeft eerst nog twee jaar gewerkt als treinbestuurder voor een privéfirma. Zijn schaalanciënniteit zal beginnen lopen op 01/01/2000, maar zijn dienstanciënniteit begint pas op 01/01/2002. Op 01/01/2018 zal hij het loon krijgen van schaal 580 met 18 jaar schaalanciënniteit, maar hij zal pas naar schaal 585 gaan in 2020 wanneer hij 18 jaar dienstanciënniteit heeft. Op dat ogenblik zal hij echter onmiddellijk al kunnen genieten van 20 jaar schaalanciënniteit in de nieuwe loonschaal.
    • Een onderstationschef, aangeworven op 01/01/2000, wordt op 01/01/2018 treinbegeleider. Hij zal direct betaald worden volgens schaal 523 (heeft 4 jaar dienst) met 18 jaar schaalanciënniteit. Maar hij zal pas over 12 jaar in 2030 naar schaal 565 kunnen gaan omdat hij dan pas 12 jaar graadanciënniteit heeft.

    Zoals je ziet, kleine verschillen in benamingen die toch wezenlijke verschillen tot gevolg kunnen hebben!