Categorie: Treinbegeleiding / VECO

  • Einde van de naambadge

    Einde van de naambadge

    Afgelopen jaar was er heel wat te doen omtrent de naambadges die onder meer treinbegeleiders zouden moeten dragen om zich kenbaar te maken bij het uitschrijven van administratieve sancties. Wij hebben dit meteen aangekaart aangezien aan de hand van de gegevens op deze badge vaak eenvoudig de volledige identiteit en zelfs het adres van een sanctionerende ambtenaar te achterhalen valt, waardoor het risico op agressie zich uitbreidt naar de privésfeer.

    Via een spoedprocedure in de kamer zal de bewuste wet gewijzigd worden in de zin dat een vaststellende ambtenaar niet meer bij naam identificeerbaar moet zijn. Het spreekt voor zich dat we deze ontwikkeling enkel maar kunnen toejuichen. We hebben sinds de nu geviseerde wet in voege getreden is, immers melding gekregen van verschillende incidenten waarbij bedreigingen en beledigingen werden geuit tegen het treinbegeleidingspersoneel via de sociale media.

    We hebben al verschillende bonden de pluimen voor deze evolutie in dit dossier op hun hoed zien steken. De OVS weigert mee te doen aan dit opbod. Zowat alle vakorganisaties die de betrokken personeelscategorieën vertegenwoordigen, zijn in dit dossier op verschillende manieren en op verschillende niveau’s bij diverse instanties tussengekomen, en we nemen aan dat ook de NMBS zelf haar gewicht achter dit dossier gegooid heeft. We nemen dan ook aan dat de gezamenlijke inspanning heeft geleid tot het beoogde resultaat, en nemen dit dossier als voorbeeld van wat bereikt kan worden als alle vakorganisaties zouden samenwerken in plaats van zich keer op keer tegen elkaar te laten uitspelen door directie en regering.

  • Mag de treinbegeleider ook eens thuis zijn?

    Mag de treinbegeleider ook eens thuis zijn?

    Het tekort aan treinbegeleiders bij de NMBS heeft zodanige proporties aangenomen dat veel collega’s momenteel bereid zijn tot actie of er zelfs over denken het bedrijf te verlaten. Verlof krijgen is steeds een uitdaging. In sommige depots is er maar net genoeg personeel om de voorziene prestaties uit te voeren, maar geen enkele reserve mocht iemand uitvallen wegens ziekte of ongeval. Het afschaffen van controlediensten, zo belangrijk in de strijd tegen agressie, is schering en inslag. Het is vaak dankzij de welwillendheid van het personeel onderling, diensten worden verschoven en intervallen ingekort, dat er nog verlof gegeven kan worden.

    De treinen moeten en zullen echter blijven rijden. Treinen afschaffen wegens personeelsgebrek gebeurt niet, waardoor het begeleidingspersoneel kind van de rekening wordt van een falend aanwervingsbeleid. Sterker nog, hoewel het personeelstekort al jaren aansleept, werd recent het aantal te verzekeren treinen in het vervoersplan nog maar eens verhoogd, zonder dat hiervoor personeel beschikbaar was. De treinbegeleiders zijn deze situatie dan ook terecht meer dan beu. De work-lifebalans is volledig zoek.

    De directie erkent het probleem, maar lijkt niet in staat om concrete oplossingen aan te reiken. Hoewel het aanwervingsbudget volgend jaar hoger zou zijn dan ooit, weigert men naar de grond van het probleem te kijken. Volgende oorzaken, die door een verhoogd aanwervingsbudget niet of onvoldoende worden aangepakt, liggen volgens onze analyse aan de grond van het personeelsgebrek:

    Het personeelstekort zelf: een goede work-lifebalans staat hoog op het verlanglijstje van mensen die op zoek zijn naar een (nieuwe) job. Zolang de NMBS deze niet kan bieden, mede door het huidige personeelstekort, zal het moeilijk blijven om voldoende gemotiveerde kandidaten aan te trekken. Dat deze balans momenteel als negatief ervaren wordt, is ook één van de redenen dat momenteel een ongezien hoog aantal collega’s andere professionele oorden opzoeken.

    Afbraak van een aantal belangrijke voordelen: Het aantal rust- en compensatiedagen werd verminderd (wat alweer een negatieve invloed heeft op de work-lifebalans). De medische herklassering, die veel zekerheid gaf in een beroep dat zware lichamelijke eisen stelt, werd in het nadeel van het personeel gewijzigd. Er is geen sprake meer van een vaste benoeming na het bevredigd beëindigen van de stageperiode. En tenslotte worden ook nog eens de pensioenvoorwaarden aanzienlijk aangescherpt.

    De One Man Car: Het spook van de OMC blijft de kop opsteken. Niet alleen in de pers, maar ook in de verslagen van diverse comités. Ondanks de ontkenning van mevrouw Dutordoir dat deze onder haar beleid zeker niet ingevoerd zal worden, ontstaat hierdoor de perceptie dat het beroep van treinbegeleider een beroep zonder toekomst zou zijn.

    Volgens de OVS zijn er wel oplossingen om op relatief korte termijn het personeel terug gemotiveerd te krijgen en zo de personeelsvlucht een halt toe te roepen, en om makkelijker nieuwe collega’s aan te trekken. Veel van deze oplossingen zijn tot op heden echter een taboe gebleken voor de directie.

    • Schaf treinen af in plaats van personeel verlof te weigeren. Een minimaal aantal personen zou steeds verlof moeten kunnen krijgen, ongeacht het aantal zieken, gekwetsten of vrijgestelden. Een minimaal gegarandeerd verlof van 20% van het totale voorziene kader zou perfect mogelijk moeten zijn.
    • ARPS Bundel 542 voorziet één lange gegarandeerde verlofperiode van 7 dagen per jaar. Deze hoeft niet eens in een verlofperiode te vallen, wat vaak onoverkomelijke problemen oplevert met de vakantieperiodes van kinderen en partners. Een minimum van twee weken gegarandeerd verlof in één van de vakantieperiodes (Paasvakantie, Zomervakantie, Kerstvakantie) moet kunnen worden gegarandeerd.
    • Zolang het personeelstekort precair blijft, dient een maximum aan overkoepelend personeel ingezet te worden op de treinen. Niet om een paar treinen te verzekeren, maar om volledige diensten over te nemen. Het effectief operationeel personeel kan hierdoor even ontlast worden en de hoognodige rust vinden.
    • De aanwerving van treinwachters. Wachters komen niet tussen in de veiligheidsgerelateerde taken van een treinbegeleider, maar staan hem bij in zijn controlerende en commerciële taak. Hierdoor kunnen de diplomavereisten lager liggen. Wachters kunnen een treinbegeleider vergezellen als controlebediende, waardoor voor deze taak geen treinbegeleider ingezet moeten worden.

    Tenslotte wijzen we er nogmaals op dat het treinpersoneel er in de reizigersenquêtes steevast hoog gewaardeerd wordt. Mocht binnen de NMBS dezelfde waardering aan de dag gelegd worden en mochten bepaalde taboes worden doorbroken, dan zou ook het treinbegeleidingspersoneel van tijd tot tijd kunnen genieten van enkele zuurverdiende dagen rust. Een uitgeruste werknemer, die zich gewaardeerd voelt, kan zich ook beter inzetten voor de maatschappij.

  • Treinpersoneel blootgesteld aan asbest?

    Treinpersoneel blootgesteld aan asbest?

    Eerder deze week werden twee motorstellen van het type ‘Sprinter ’aan de kant gezet omdat er bij een controle asbestvezels werden aangetroffen. Het is ons niet duidelijk of dit gebeurde na een routineonderzoek of een gerichte controle.

    Volgens de NMBS werd het asbest aangetroffen in twee van de twintig geteste motorstellen, en dit in een technische ruimte die niet toegankelijk is voor de reiziger. Nog volgens de NMBS bleek uit latere testen dat het asbest niet aanwezig was het ventilatiesysteem. Luchtstalen uit beide stellen testten negatief op asbest.

    Vanuit het oogpunt van het personeel werpt deze verklaring en de manier waarop de NMBS deze toestand minimaliseert de nodige vragen op. Blootstelling aan asbest kan immers een grote impact op de gezondheid en dus ook de levenskwaliteit en -verwachting hebben. Van de NMBS mocht dan ook de grootste zorgvuldigheid verwacht worden.

    Waarom werd de hele Sprintervloot niet aan de kant gehouden in afwachting van meer duidelijkheid omtrent de aanwezigheid van asbest, in plaats van het personeel en de reiziger mogelijk bloot te stellen aan de kankerverwekkende stof? Waarom rijden er nog steeds een dertigtal niet-onderzochte Sprinters rond? Welke garantie kan op dit ogenblik geboden worden dat deze stellen asbestvezelvrij zijn?

    In welke technische ruimtes werd asbest aangetroffen? Zijn deze ruimtes toegankelijk voor technisch personeel in het kader van depannage- of herstellings- en onderhoudswerken? Zijn zij bij deze werken mogelijk blootgesteld aan asbestvezels? Zo ja, is het dan zinvol om al het personeel dat ooit aan, met of in deze stellen gewerkt heeft preventief te testen?

    Werden de testen op de aanwezigheid van asbest in de lucht uitgevoerd op stellen in de bundel, of op stellen in bedrijf, met de ventilatie en verwarming in dienst?

    Waarom werd de mogelijke aanwezigheid van asbest na de eerste positieve testen niet onmiddellijk naar het personeel toe gecommuniceerd?Het heeft er nu alle schijn naar dat de NMBS deze affaire in de doofpot trachtte te steken.

    Met welke frequentie worden de Sprinters, en andere motorstellen die ook nog asbest bevatten, getest op de aanwezigheid van ongebonden asbest? Bestaat er een risico op besmetting tussen deze controles?

    De OVS eist duidelijkheid en totale openheid van de betrokken directies. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de regelmaat van het verkeer primeert op het welzijn van het personeel. Dit is het zoveelste incident op korte tijd waarbij personeel mogelijk blootgesteld werd aan schadelijke stoffen. Bij het afschuren van de MR-75 motorstellen werd tussen 2014 en 2106 werkplaatspersoneel in Gentbrugge blootgesteld aan het kankerverwekkende chroom-6. Eerder dit jaar raakte bekend dat NMBS-personeel jarenlang zonder beschermende maatregelen werkzaamheden heeft verricht aan goederenwagons met asbesthoudende verf.

  • Identificatiebadges voor NMBS-personeel?

    Identificatiebadges voor NMBS-personeel?

    De inwerkingtreding op 01/11/2018 van de ‘Wet op de politie van de spoorwegen’ dd. 27/04/2018 leidt momenteel tot grote ongerustheid bij een groot deel van het NMBS-personeel, vooral dan bij het treinbegeleidingspersoneel.

    Volgens deze wet dient vanaf volgende maand het spoorpersoneel in hun hoedanigheid van ‘vaststellende beambte’ “ten allen tijde en op zichtbare wijze bij zijn naam kunnen worden geïdentificeerd.” In navolging van de dwingende bepalingen van deze wet heeft de NMBS het begeleidingspersoneel ervan in kennis gesteld dat vanaf volgende maand een badge met naam gedragen dient te worden.

    Dit is een ontwikkeling die ons grote zorgen baart. Via de sociale media is het immers vaak een koud kunstje om aan de hand van deze gegevens de volledige identiteit, in sommige gevallen zelfs het adres, van een personeelslid te achterhalen. Net om deze reden wordt er in de opleiding tot treinbegeleider op gehamerd dat men zich in een conflictsituatie steeds moet identificeren aan de hand van het treinnummer in plaats van met de eigen naam. Er kan dan ook niet in alle redelijkheid worden ontkend dat het zichtbaar moeten dragen van een badge met naam verregaande complicaties kan hebben voor zowel de privacy als de veiligheid van het personeel.

    De agressie tegenover het treinpersoneel is al enige tijd in stijgende lijn. Door het zichtbaar moeten dragen van persoonsgegevens kan het risico op agressie zich ook verplaatsen naar de privésfeer. Het nu meestal loze dreigement dat “men iemand wel zal weten te vinden” wordt angstwekkend reëel, net als de mogelijkheid dat personeelsleden gestalkt zullen worden, zowel online als in het echte leven. Om deze reden hebben verschillende treinbegeleiders ons al laten weten dat ze zullen weigeren deze badge te dragen, en zelfs andere professionele oorden op te zoeken als de draagplicht ervan afgedwongen zou worden.

    We vinden het bovendien enigszins tegenstrijdig dat voornoemde wet het treinbegeleidingspersoneel verregaande mogelijkheden biedt om vaststellingen te doen van feiten die aanleiding kunnen geven tot een zware administratieve boete, maar dat er net door de identificatieplicht bij het begeleidingspersoneel weinig animo zal zijn om zulke vaststellingen te doen aangezien hun identiteit onmiddellijk gekend zal zijn door de overtreder, en ze zich dus blootstellen aan represailles.

    In het verleden werden de politiediensten met een gelijkaardige problematiek geconfronteerd. Een wetswijziging in 2014 heeft deze kwestie voor hen geregeld in die zin dat de naam op de badge vervangen kan worden door een identificatienummer zodat hun persoonlijke levenssfeer en veiligheid gewaarborgd blijven.

    We menen dat dezelfde bezorgdheid voor de veiligheid en de privacy van het politiepersoneel die de aanleiding vormde tot deze wetswijziging evenzeer opgaat voor het treinbegeleidingspersoneel (en bij uitbreiding al het NMBS-personeel dat kan fungeren als vaststellende ambtenaar), dat eveneens onder moeilijke omstandigheden die maar al te vaak aanleiding geven tot agressie haar werk moet doen.

    We erkennen de nood aan een ondubbelzinnige identificatie van een vaststellende beambte. Het lijkt ons echter perfect mogelijk om dit te doen aan de hand van een identificatienummer of een schuilnaam in plaats van de eigen naam. De NMBS kan zich echter niet boven de wet stellen, die duidelijk aangeeft dat het personeel een badge met de eigen achternaam en voorletter moet dragen. We zullen daarom eerstdaags de minister van Binnenlandse Zaken aanschrijven om aan te dringen op een wetswijziging die andere manieren van identificatie toelaat. We hopen dat vanuit de NMBS gelijkaardige stappen zullen worden ondernomen.

  • Tussenkomst: Agressie tegen NMBS-personeel.

    Tussenkomst: Agressie tegen NMBS-personeel.

    Naar aanleiding van een aantal zware gevallen van agressie tegen het boordpersoneel, heeft het nationaal bureau van de OVS de bevoegde directie geïnterpelleerd omtrent de maatregelen die genomen zullen worden om deze tendens een halt toe te roepen.

    Aan de general manager NMBS Transport
    De heer Windmolders

    Brussel, 18 september 2018
    Betreft: Toenemende agressie tegen het NMBS-personeel.

    Mijnheer de general manager,

    De afgelopen weken werden gekenmerkt door verschillende zware gevallen van agressie tegen het boordpersoneel. Zeer recent noteerden we onder meer een treinbegeleider die gewond werd door een scherp voorwerp bij de controle van een zwartrijder te Lier, en een treinbegeleidster die werd aangevallen te Hoei.

    Ondanks een anti-agressieplan kunnen we niet om de vaststelling heen dat het aantal gevallen van agressie in stijgende lijn is. Los van deze stijgende tendens menen we ook een escalatie van het gebruikte geweld op te merken. Waar agressie zich vroeger veeleer leek te beperken tot verbaal geweld of getrek en geduw, worden tegenwoordig vuistslagen uitgedeeld of zelfs wapens bovengehaald. Ook het stationspersoneel deelt overigens steeds vaker letterlijk en figuurlijk in de klappen.

    Eén van de kerntaken van het boordpersoneel is het verzekeren van de veiligheid aan boord van de trein. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat het boordpersoneel zich van deze taak kwijt met angst voor de eigen veiligheid of lichamelijke integriteit. We blijven dus onze eis herhalen dat de nodige maatregelen dienen te worden genomen om de veiligheid van al het personeel te garanderen. In deze context durven we onder meer pleiten voor:

    1. een gevoelige uitbreiding van het aantal veiligheidsbeambten.
    2. de inzet van controleteams die uit minstens twee bedienden bestaan op gekende risicolijnen.
    3. een betere communicatie met en ondersteuning door verschillende veiligheidsdiensten zoals Securail, SPC en (lokale) politie.
    4. het beter in kaart brengen van probleemlijnen en -treinen, waarna kort op de bal gespeeld kan worden door een gerichte verhoogde aanwezigheid van veiligheidspersoneel en controleteams.
    5. een opleiding van het stations- en treinpersoneel door hierin gespecialiseerde firma’s omtrent hoe te reageren in conflictsituaties. De opleiding die in de basisopleiding wordt gegeven is te beperkt en te weinig specifiek.
    6. een duidelijk signaal naar de bevolking toe dat agressie niet meer getolereerd wordt en zwaar wordt bestraft.
    7. een betere samenwerking met justitie om daders snel en zwaar te straffen door middel van procedures in snelrecht.


    We erkennen dat agressie en geweld in de hedendaagse maatschappij in toegenomen mate voorkomen, en dat dit dus een tendens is die niet enkel de NMBS treft. Dit mag echter geen excuus zijn om de toename van het aantal gevallen tegen NMBS-personeel te aanvaarden als een maatschappelijke evolutie.

    Als werkgever is de NMBS ertoe gehouden om een veilige werkomgeving te creëren. Graag hadden we dan ook vernomen welke maatregelen de NMBS zal nemen om de veiligheid van haar personeel te garanderen, en op welke termijn deze maatregelen zullen worden geïmplementeerd.

    In afwachting van uw reactie verblijven wij,

    Hoogachtend,

  • Moeten er doden vallen?

    Moeten er doden vallen?

    Afgelopen weekeinde was er een zoveelste triest geval van geweld tegen het boordpersoneel. Een treinbegeleider die een zwartrijder die zich op het toilet had weggestoken wou controleren, werd in het station van Lier neergestoken. Het slachtoffer stelt het volgens onze informatie naar omstandigheden redelijk goed, maar het staat buiten kijf dat dit incident een veel dramatischer afloop gehad zou kunnen hebben.

    Nog maar enkele maanden geleden rapporteerden we dat er in 2017 1.165 gevallen van agressie tegenover personeelsleden van de NMBS genoteerd werden tegenover 1.051 in 2016. Een forse stijging met 11 procent. In 455 gevallen was er sprake van fysieke agressie, wat leidde tot 2.117 dagen werkonbekwaamheid.

    Los van deze stijgende tendens is het een angstwekkende evolutie dat er een escalatie lijkt te zijn in het gebruikte geweld. Waar dit zich vroeger veeleer beperkte tot verbaal geweld of trekken en duwen, worden tegenwoordig vuistslagen uitgedeeld en zelfs de wapens bovengehaald.

    We vragen ons af waar dit gaat eindigen? Wanneer gaat de NMBS wakker worden? Reeds in 2012 werd een anti-agressieplan voorgesteld, maar desondanks is er op het terrein weinig tot niets veranderd. Moeten er misschien zwaargewonden of doden vallen vooraleer er wordt besloten tot een krachtdadig optreden tegen elke vorm van agressie tegenover het personeel?

    De OVS herhaalt dan ook de eisen die ze reeds eerder stelde: een gevoelige verhoging van het aantal veiligheidsbedienden, de inzet van controleteams die uit minstens twee bedienden bestaan op de gekende risicolijnen en een burgerlijke partijstelling door de NMBS telkens er tot vervolging wordt overgegaan.

    Daarenboven menen we dat het van het grootste belang is dat het personeel voldoende opgeleid wordt om adequaat op te treden in conflictsituaties. In de opleiding van treinbegeleider wordt nu één of twee dagen besteed aan het onderwerp agressie, en deze opleiding blijkt zelfs niet specifiek bij het beroep aan te sluiten. We vernemen van treinbegeleiders die vroeger in de beveiligingssector werkzaam waren dat er opleidingen bestaan van meerdere dagen die heel specifiek focussen op conflictbeheersing, en dat ze als treinbegeleider vaak terugvallen op wat ze in deze opleidingen geleerd hebben. Vergelijkbare opleidingen op maat dienen geïntegreerd te worden in de basisopleiding van al het personeel dat in aanraking komt met de reiziger.

    Eén van de kerntaken van het begeleidingspersoneel is het controleren van vervoersbewijzen. We blijven dan ook de eis herhalen dat de nodige maatregelen genomen worden dat ze deze taak in alle veiligheid kunnen uitvoeren.

  • Agressie alweer in stijgende lijn

    Agressie alweer in stijgende lijn

    In 2017 werden 1.165 gevallen van agressie tegenover personeelsleden van de NMBS genoteerd, tegenover 1.051 in 2016. Een forse stijging met 11 procent. Het werkelijke aantal ligt evenwel nog fors hoger. Veel personeelsleden doen niet eens meer de moeite om elk incident te melden, aangezien ze keer op keer ondervinden dat meldingen weinig of niets uithalen.

    Het zijn vooral de treinbegeleiders die te maken krijgen met agressie. De belangrijkste oorzaken daarvan zijn discussies over vervoersbewijzen, en treinreizigers die nog willen instappen door de laatste deur nadat het vertrek van de trein reeds gegeven is.

    Net om deze twee zaken aan te pakken werkt de NMBS momenteel aan een aantal maatregelen die dit jaar nog worden ingevoerd, zoals een nieuwe vertrekprocedure met de laatste deur gesloten. Nog volgens de NMBS zal de verkoop en het gebruik van een aantal vervoerbewijzen dit jaar nog worden aangepast. Hoe die aanpassing er zal uitzien is koffiedik kijken.

    In 2012 werd een “anti-agressieplan” voorgesteld dat zou focussen op een betere opleiding van de treinbegeleiders en meer repressieve maatregelen door betere samenwerking met politie en gerecht. Daar lijkt echter weinig van te zijn terechtgekomen. Uit cijfers die Kamerlid Barbara Pas (VB) einde 2017 opvroeg bij minister van Mobiliteit François Bellot (MR), bleek dat in 2016 837 gevallen van agressie tegen het begeleidingspersoneel werden opgetekend, waaronder 135 gevallen van slagen en verwondingen, en 211 lichte geweldplegingen. Hoewel in 333 van de gevallen (40%) de daders werden gevat, werd slechts bij 17 feiten effectief tot vervolging met burgerlijke partijstelling overgegaan. Blijkbaar stelt de NMBS zich enkel maar burgerlijke partij, als ook het slachtoffer dat doet.

    Daarnaast zouden de veiligheidsagenten van Securail op een aantal gevoelige trajecten extra preventief patrouilleren en zou nauwgezet samengewerkt worden met de ordediensten.

    Waar men dit personeel zou halen, werd niet vermeld. Er is een voortdurende tekort dat maar niet aangevuld raakt, waardoor de beschikbaarheid van de interventieploegen van Securail vaak ondermaats is. De NMBS mag dan wel aandringen op bijkomend personeel maar het is HR-RAIL die bevoegd is voor de aanwervingen!

    Het is de mening van de OVS dat zolang de overgrote meerderheid van de agressies onbestraft blijven, zelfs als de dader gekend is, zolang het aantal ploegen van Securail niet gevoelig wordt verhoogd en zolang ook op risicolijnen er vaak maar één treinbegeleider aanwezig is, zal agressie nooit van onze treinen gebannen kunnen worden.

  • TUSSENKOMST: Neutralisatie treinbegeleiders zonder brevet SELOR

    TUSSENKOMST: Neutralisatie treinbegeleiders zonder brevet SELOR

    TUSSENKOMST

    Aan De heer HAUTEKIET Directeur-generaal HR-RAIL

    Betreft: Neutralisatie treinbegeleiders zonder brevet SELOR.

    Brussel, 6 maart 2018

    Sinds januari 2018 kunnen aangeworven treinbegeleiders die niet het SELOR-tweetaligheidsdiploma hebben, geen overplaatsing meer krijgen, zelfs niet als ze in alle professionele modules zijn geslaagd.

    In tegenstelling tot alle andere personeelscategorieën ontvangen treinbedienden geen toewijzingen wanneer ze worden aangenomen, maar worden ze “tijdelijk” ondergebracht bij het management van B-TR3. Ze worden pas benoemd op een werkzetel kort voor hun laatste professionele test (expert).

    Bedienden worden aldus tewerkgesteld in werkzetels ver van hun woonplaats zonder dat ze hierom hebben gevraagd en dit, volgens onze analyse, in tegenspraak met de voorschriften van RGPS bundel 543.

    In een dergelijke context kan het slagen voor de laatste beroepsproef negatief worden beïnvloed (gebrek aan tijd voor het zoeken naar huisvesting of andere oplossingen om toekomstige onregelmatige diensten -lees demotivatie- te verzekeren).

    Om zulke toestanden te vermijden verzoeken we u om de betrokken treinbegeleiders toe te laten een overplaatsing te vragen zodra ze geslaagd zijn in de expertmodule, en te overwegen om bij toekomstige aanwervingen een werkzetel aan te duiden van zodra ze de NMBS binnenkomen.

    Kunt u dit analyseren en ons adviseren over uw conclusies?

    Wij danken u bij voorbaat.

    (vertaling)

    Antwoord

    Brussel 15/03/2018

    Betreft: neutralisatie treinbegeleiders niet in bezit van brevet SELOR.

    Mijnheer de Voorzitter,

    Uw brief van 6 maart 2018 heeft mijn gehele aandacht weerhouden.

    Het is juist dat, om geregulariseerd te worden, de treinbegeleiders als tweetalig moeten erkend worden door Selor. Zo lang ze niet in het bezit zijn van certificaten met betrekking op tweetaligheid, blijven zij in stage of op proef. Trouwens, het nieuw reglement voor overplaatsing, gepubliceerd met bericht 12 H-HR/2018, voorziet inderdaad dat een bediende in stage of op proef geen overplaatsing mag bekomen op aanvraag. Het gaat om een algemeen principe.

    In elk geval is de toestand van de begeleiders speciaal. Zij worden aangeworven in een vormingcentrum en worden vervolgens aangeduid voor een depot die noodzakelijkerwijze niet overeenstemt  met wat zij verwachtten.

    Om aan dit probleem te verhelpen is beslist volgende maatregelen aan te nemen.

    Gedurende de periode van vorming mogen de begeleiders een aanvraag tot overplaatsing indienen voor een werkzetel naar hun keuze. In de mate van het mogelijke zal directie B-TR rekening houden met deze keuze.

    Als, na de vormingsperiode, de bediende aangeduid wordt voor deze werkzetel naar keuze zal hij voor een periode 4 jaar geneutraliseerd worden. (Staat gelijk met een overplaatsing op aanvraag).

    Als hij aangeduid wordt voor een andere werkzetel zal hij er niet geneutraliseerd worden en kan hij een overplaatsing op aanvraag bekomen voor een werkzetel naar keuze. Zoals hiervoor gepreciseerd zal hij nochtans moeten wachten tot zijn regularisatie.

    Zoals u kunt vaststellen is het reglement voor overplaatsing al toegepast met een zekere souplesse voor het treinbegeleidingspersoneel.

    Wil aanvaarden ……..

    Paul Hautekiet.

    (vertaling)

  • TREINBEGELEIDERS VERANTWOORDELIJK VOOR SLECHTE STIPTHEIDSCIJFERS!

    TREINBEGELEIDERS VERANTWOORDELIJK VOOR SLECHTE STIPTHEIDSCIJFERS!

    De hiernaast gepubliceerde communicatie naar het personeel toe werd ondertekend door een eerste inspecteur. De boodschap is overduidelijk: als de treinen niet volgens het boekje rijden, dan dient de oorzaak hiervoor gezocht te worden bij het personeel! Nog volgens dit schrijven zou Dutordoir achter deze boodschap staan.

    Moeten we beschouwingen als “Ik wil duidelijk zijn, zoals ik steeds ben geweest, als de zachte methode niet snel vruchten oplevert zal een dwangmethode gebruikt worden.” lezen als een oorlogsverklaring naar het personeel toe, meerbepaald de treinbegeleiders die “…moeten hun rol spelen en we zullen erop toezien.”

    Langs de andere kant is hij heel voorzichtig met de treinbestuurders en het personeel op de seinhuizen want hij vernoemt dit personeel niet. Via de sociale media vernemen we ondertussen dat deze nota in verschillende depots uit de orderboeken is verwijderd, en dat onze CEO aangegeven heeft aan een treinbegeleider die deze brief aan de kaak stelde, dat er op het gebied van communicatie nog veel werk aan de winkel is.

  • Nieuwe vertrekprocedure in zicht?

    Nieuwe vertrekprocedure in zicht?

    Afgelopen december kondigde de NMBS na jaren van ontwikkelen het stopzetten van het DICE-project aan. Dit project had een nieuwe vertrekprocedure waarbij de laatste deur gesloten is tot doel.

    Op korte termijn zal men wellicht evolueren naar een vertrekprocedure waarbij na het openen van de AVG het vertrek pas toegestaan is als alle deuren gesloten zijn. Hiervoor zijn geen technische aanpassingen nodig. Op middellange termijn zal men evolueren naar een systeem dat een communicatielijn vereist tussen de boordchef, de bestuurder en de EBP-post. Men bestudeert momenteel twee concepten.

    Een digitale verbinding tussen boordchef en seinhuis in combinatie met de overbrengingsinstallatie eigen aan het materiaal.  Bijvoorbeeld: De vertrektijd is aangebroken of verstreken. De boordchef sluit de deuren en controleert via een smartphone of het sein open staat. Is dit het geval, dan sluit hij de laatste deur en stuurt de toelating tot vertrek via de lamp deuren of de gong naar de bestuurder.

    Alle communicatie tussen bestuurder, boordchef en seinhuis verloopt op digitale wijze. Bijvoorbeeld: De vertrektijd is aangebroken of verstreken. De boordchef sluit de deuren en controleert via een smartphone of het sein open staat. Is dit het geval, dan sluit hij de laatste deur en zendt de toelating tot vertrek met zijn smartphone naar de GSM-R van de bestuurder.

    Wij herinneren eraan dat gelijkaardige oplossingen in het verleden reeds door onze organisatie werden gecommuniceerd naar de directie, maar nooit gehoor vonden.